“Vlaanderen is een succesverhaal.” Met die woorden begon minister-president Matthias Diependaele (N-VA) zijn Septemberverklaring. Op het eerste gezicht is dat een weinig zeggende algemeenheid, zoals dat wel vaker het geval is. Maar wie goed luistert, ontdekt ook een heel beperkte visie op wat succes betekent en daarmee een visie op de samenleving.
“Vlamingen hebben een unieke mentaliteit”, aldus de minister-president verder. De Vlaming, zo verklaart hij, staat “met de voeten op de grond, maar zonder grote mond.” Ook weer zo’n vage algemeenheid waarbij het woordje ‘maar’ overigens totaal niet op zijn plaats is.
Veel wordt echter duidelijk als je inziet dat de uitspraak niet descriptief is, maar prescriptief, oftewel niet beschrijvend, maar voorschrijvend. Wat Diependaele als minister-president verwacht van zijn onderdanen, is dat ze gewoon hard werken en verder hun mond houden.
Verderop in zijn toespraak spreekt Diependaele zichzelf enigszins tegen. “Vlamingen zijn veel te bescheiden”, zo klinkt het. Dat lijkt op het eerste gezicht in strijd met het voorschrift om de voeten op de grond te houden, maar wordt begrijpelijk als je inziet dat hij het hier niet over dezelfde Vlamingen heeft.
“Het ondernemerschap zit in ons bloed”, zo sprak Diependaele voor hij bescheidenheid plots als een probleem ging zien. Hij heeft het hier dus over de ondernemers. Van hen verwacht de regering niet dat ze de voeten op de grond houden, zij moeten gewoon zo snel mogelijk zo rijk mogelijk worden.
Het succesverhaal van Diependaele is er enkel één voor de happy few. Dat merk je ook wanneer je de holle retoriek confronteert met de concrete beslissingen.
Een sterk medialandschap
Zo spreekt Diependaele over “een sterk medialandschap” met internationaal geprezen acteurs, regisseurs en artiesten die furore maken tot ver over de Vlaamse grenzen heen. Tegelijkertijd zet de Vlaamse regering de subsidies voor MO* magazine stop.
Een sterk medialandschap betekent voor Diependaele dus niet dat we met z’n allen het recht hebben om op een toegankelijke manier geïnformeerd te worden. Diepgaande duiding bij de complexe problemen die zich in andere delen van de wereld afspelen en hoe die samenhangen met wat er hier gebeurt, is niet wat deze Vlaamse regering bedoelt met een sterk medialandschap.
Voor Diependaele is het helemaal prima dat de wereld van de gewone Vlaming kleiner wordt: hard werken en voeten op de grond, weet je wel. Een sterk medialandschap interesseert de Vlaamse regering vooral wanneer het gaat om commerciële producten waar prestige en uitstraling aan verbonden zijn.
De beste zijn
“We hebben niet de luxe om de grootste te zijn. We hebben niet de luxe om de sterkste te zijn. Maar we maken de keuze om de beste te zijn”, zo spreekt Diependaele de happy few toe waarmee hij een succesverhaal wil schrijven.
Met ‘de beste’ bedoelt Diependaele vooral ‘de rijkste’. En het succesverhaal betekent eigenlijk gewoon dat de rijksten nog rijker zullen worden. De Septemberverklaring van Diependaele is doordrongen van een samenlevingsvisie waarin de rol van de overheid zich beperkt tot het ondersteunen van kapitaalkrachtige ondernemingen om de concurrentie met ondernemingen uit andere landen aan te gaan.
“De Vlaamse motor moet in deze uitdagende tijden op hoog toerental draaien, aangestuurd door hard werk, innovatie en veerkracht, bereiden we de toekomst voor”, zo klinkt dat dan. Heel concreet betekent het echter dat de Vlaamse regering plat op de buik gaat voor het grote geld. “We staan pal achter onze industrie”, zegt Diependaele later iets minder omfloerst wanneer hij aankondigt bij de Europese Unie te gaan lobbyen voor het versoepelen van klimaatdoelstellingen en regulering.
Om de industrie te kunnen steunen, moet al de rest besparen. Zo ziet Diependaele het. “Daarom voert Vlaanderen de grootste tussentijdse besparingsoefening ooit door, goed voor maar liefst 1,5 miljard euro”, kondigt hij trots aan. Er wordt bespaard op welzijn, onderwijs, werk, De Lijn en het overheidsapparaat.
Omgekeerde herverdeling
Wie de begroting van dichterbij bekijkt, merkt dat de Vlaamse regering aan omgekeerde herverdeling doet: van arm naar rijk. De zorgpremie gaat omhoog, dat is een vlakke belasting die voor de armste mensen het hardst doorweegt. Tegelijkertijd verdwijnt een vijfde van de totale erfbelasting, een belasting die net de vermogenden treft.
“We schrappen 300 miljoen euro aan subsidies, waarvan de meerwaarde voor de Vlaming niet opweegt tegen de nieuwe noden die de kop opsteken”, zo kondigt Diependaele verder aan. Maar een concrete lijst van geschrapte subsidies is er nog niet. “Elke minister moet kijken welke subsidies geschrapt kunnen worden”, vertelde vice-minister Crevits daarover. Er beloven dus nog lijken uit de kast te vallen.
Wat volgens deze regering alvast ‘geen meerwaarde voor de Vlaming’ betekent, is ontwikkelingssamenwerking. Dat wordt botweg gestopt. Dat betekent een besparing van 15 miljoen euro of zo’n drie euro per Vlaming. Voor de allerarmsten wereldwijd betekent het een grotere kans om te sterven.
Een nieuw verhaal
Vakbonden, milieubewegingen en middenveldorganisaties allerhande reageren afkeurend en scherp op de Septemberverklaring van Diependaele. Terecht, want de logica waarin grote ondernemers de koers bepalen en wij met z’n allen hard voor hen moeten werken en verder zwijgen, verdiept niet enkel de sociale en ecologische crisis. Ze is ook ondemocratisch en vergroot de kans op oorlog.
Daarom brengt Hart Boven Hard de verschillende tegenbewegingen in onze samenleving samen op 13 oktober voor De Nacht van het Verzet. Een niet te missen afspraak om ons niet alleen te verzetten tegen politiek die onze samenleving afbreekt in plaats van ze op te bouwen, maar ook mee te schrijven aan een nieuw verhaal.
De regering van Bart De Wever neemt verregaande maatregelen, maar ook die volstaan niet om de begroting te redden.
De regering-De Wever zet met een pensioenmalus en een beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd zwaar geschut in om het gat in de begroting te dichten. Toch loopt het begrotingstekort verder op, tot maar liefst 6,5 procent in 2030.
Tijdens de nachtelijke voorstelling van het zomerakkoord begin vorige week schuwde premier Bart De Wever (N-VA) de grote woorden niet. “Dit is de grootste hervorming van de eeuw’ en “du jamais vu’, bewierookte de premier het werk van zijn regering. “Deze hervorming is een van de grootste van de jongste decennia. We moeten teruggaan tot de regeringen van Wilfried Martens of Jean-Luc Dehaene voor een vergelijkbaar pakket”, reageert professor economie Erik Buyst (KU Leuven). “Wel moeten we nog afwachten of die maatregelen op het terrein worden uitgevoerd, maar de intenties zijn veel groter dan normaal. Dit is een potentiële krachttoer.” (lees verder onder de video)
Maatregelen zoals de pensioenmalus en de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd mogen naar Belgische normen revolutionair heten. Ook de forse besparing op de werkingskosten van de overheid is opmerkelijk. “Maar naar Europese normen is dat perfect normaal beleid. Er is ook geen alternatief. Zonder dit beleid zou België vroeg of laat onder externe dwang tot nog pijnlijkere maatregelen worden gedwongen”, zegt Erik Buyst.
Dit akkoord maakt een keerpunt in het begrotingsbeleid mogelijk. Het dringt de werkingskosten van de overheid terug en stabiliseert de sociale uitgaven rond 26 procent van het bbp, wat in tijden van vergrijzing een huzarenstukje is. Uitgedrukt in procent van het bruto binnenlands product (bbp) zullen de uitgaven van de gezamenlijke overheden dalen vanaf 2026, ondanks de stijging van de rentelasten en de hogere defensie-uitgaven. Onder de regering-De Croo stegen de sociale uitgaven nog met 1,5 procentpunt van het bbp. “De stabilisatie van de sociale uitkeringen als gevolg van het nieuw gevoerde beleid staat in schril contrast met eerdere projecties”, stelt het Planbureau vast.
De relatieve daling van de overheidsuitgaven is een historische kentering, doordat de uitgaven de voorbije decennia systematisch sneller zijn gestegen dan het bbp. Dit jaar nog schieten de uitgaven verder door tot een historisch hoog niveau van 55,7 procent van het bbp, waardoor het begrotingstekort verder ontspoort tot 5,4 procent van het bbp. Een nog verdere stijging zou onbetaalbaar worden. Tegen 2030 zouden de overheidsbestedingen dalen tot 55 procent van het bbp, verwacht het Planbureau. De daling is dus een must, maar is beperkt. De overheid zal in 2029 nog altijd een groter deel van het bbp uitgeven dan in 2024. En toch gaat het rotten van de begroting verder. Tegen 2030 verwacht het Planbureau een begrotingstekort van 6,5 procent van het bbp, vertrekkend van het tekort van 5,4 procent van dit jaar (zie tabel Het rotten van de begroting gaat verder). Je kunt het ook anders bekijken; zonder hervormings- en besparingsbeleid zou het begrotingstekort nog veel hoger oplopen, richting 8 procent en meer. Zulke cijfers zou België aan Europa en de financiële markten niet meer verkocht krijgen. Maar goed, voor het eerst in decennia is die verdere ontsporing niet te wijten aan de overmatige stijging van de sociale uitgaven. Rest de vraag: waaraan ligt het dan wel?
1. Bij ongewijzigd beleid loopt begrotingstekort automatisch op
Een begroting opmaken in tijden van vergrijzing is een bijzonder ondankbaar karwei. Doe je niets, dan lopen de rode cijfers automatisch verder op. Dat betekent dat een regering al stevig moet besparen om het deficit louter te stabiliseren. Het verschil tussen ongewijzigd beleid en een begrotingstekort van 1,5 procent – op termijn een must om de overheidsfinanciën op de rails te krijgen – bedraagt ongeveer 6 procent van het bbp, of ongeveer 35 miljard euro. Met extra uitgaven voor defensie en de klimaattransitie kom je zelfs aan een vereiste begrotingsinspanning van 50 miljard euro, becijferde de Europese Centrale Bank.
Die inspanning is historisch groot. De moeder van alle Belgische saneringen blijft de besparingsoperatie annex het herstelbeleid van de regeringen-Martens in de jaren tachtig. Toen werd zes jaar lang een inspanning van ruim 1 procent van het bbp geleverd (zie grafiek Nieuwe historische begrotingsinspanning is nodig). In de jaren negentig saneerden de regeringen-Dehaene zes jaar lang 0,7 procent van het bbp om België klaar te maken voor de deelname aan de euro. Dat lukte door de belastingen te verhogen en door een daling van de rentelasten. Beide scenario’s zijn vandaag niet voor herhaling vatbaar. Na de Europese schuldencrisis hebben de regering-Di Rupo en de regering-Michel, weliswaar met totaal andere beleidsaccenten, zeven jaar lang het begrotingstekort teruggedrongen met 0,2 procentpunt per jaar.
Nu is opnieuw een stevige begrotingsingreep nodig: zeven jaar lang is een verbetering met 0,5 procentpunt per jaar nodig. Dat lijkt doenbaar, maar de eigenlijke inspanning is dus groter, doordat het begrotingstekort bij ongewijzigd beleid vanzelf oploopt. De regering-De Wever doet een deel van die klus, maar in één legislatuur valt ze nooit te klaren. De steun van de deelstaten is daarbij wenselijk, maar weinig waarschijnlijk. Het beste wat ze kunnen bieden, is wellicht hun begrotingstekorten te stabiliseren.
Vooral de pensioenhervorming zorgt, zeker op termijn, voor een aanzienlijke besparing. Ze roomt de vergrijzingskosten tussen 2024 en 2070 af met 1,8 procentpunt van het bbp, berekende de Studiecommissie voor de Vergrijzing. In plaats van met 3,5 procentpunt van het bbp, stijgen de vergrijzingskosten met 1,7 procentpunt tegen 2070. Daarmee komt België tussen de mensen. Tussen 2022 en 2070 stijgen de vergrijzingskosten in de Europese Unie gemiddeld met 1,4 procentpunt.
‘Deze hervorming is een van de grootste van de jongste decennia. Dit is een potentiële krachttoer’
De afbouw van de voordelige pensioenregimes (0,6 procentpunt), de invoering van een pensioenmalus (0,4 procentpunt) en de tijdelijke opschorting van de welvaartsenveloppe bij de pensioenen (0,3 procentpunt) zetten het mes in de vergrijzingskosten. Let op, de uitgaven voor de vergrijzing stijgen nog altijd, maar dankzij deze hervormingen minder snel. De volgende regeringen zullen deze coalitie dankbaar zijn. “Het is heel on-Belgisch dat deze regering hervormingen aandurft waarvan vooral de volgende regeringen de vruchten zullen plukken”, zegt Erik Buyst.
Toch pieken de vergrijzingskosten pas tegen 2050 op 27,6 procent van het bbp. De uitgaven voor de pensioenen stabiliseren enigszins, maar de aanhoudend stijgende uitgaven voor de gezondheidszorg houden de budgettaire druk hoog – tegen 2050 stijgt het aantal 75-plussers met bijna 75 procent, wat het zorgbudget onvermijdelijk de hoogte injaagt. Tot 2050 dreigt elke begrotingsopmaak gepaard te gaan met moeilijke nachtelijke onderhandelingen. Niet dat het na 2050 snel beter wordt. Tussen 2050 en 2070 stijgen de vergrijzingskosten niet langer, maar daarmee is alles gezegd. De regering-De Wever zit gevangen in die realiteit. De hervormingen zijn naar Belgische normen historisch, maar volstaan enkel om de stijging van de sociale uitgaven af te remmen. Ze zijn onvoldoende om het begrotingstekort terug te dringen.
2. Hogere uitgaven voor defensie
Stabiliseren de sociale uitgaven voor het eerst sinds lang, dan krijgt de regering een nieuwe factuur voor defensie in de bus. Al vanaf dit jaar worden de defensie-uitgaven opgetrokken tot de NAVO-norm van 2 procent van het bbp. Ook de vorige regering had al een vergelijkbare inspanning van 0,6 procent van het bbp geleverd om het defensiebudget te verhogen. De volgende jaren blijft het defensiebudget op 2 procent van het bbp, vergelijkbaar met het historisch hoge niveau van eind jaren tachtig. Een mogelijke verdere verhoging, richting 3 procent en meer, wordt pas in 2029 bekeken.
Europa sluit voorlopig de ogen voor die hogere defensie-uitgaven. Investeringen in munitie, tanks of fregatten mogen voorlopig buiten het budget blijven. Op die manier kan België de volgende jaren binnen de Europese begrotingslijnen kleuren. Tot 2028 stijgen de Belgische overheidsuitgaven iets minder snel dan Europa voorschrijft, om de begroting op de rails te krijgen. Het gaat daarbij om de nettotoename van de uitgaven, waarbij ook rekening wordt gehouden met de evolutie van de inkomsten. Een verhoging van de belastingen bijvoorbeeld maakt een verhoging van de uitgaven mogelijk zonder die uitgavennorm te schenden.
‘We moeten in België de waarheid durven te zeggen. Er is géén budgettaire ruimte voor een belastingverlaging’
Vanaf 2029 dreigen de netto-uitgaven opnieuw behoorlijk meer te stijgen dan Europa toelaat. Dat komt doordat de extra defensie-uitgaven dan wel binnen het budget vallen en de geplande belastingverlagingen op kruissnelheid komen. Voor Europa is die belastingverlaging op basis van de huidige begrotingsregels een ongedekte cheque. Mogelijk steekt achter die verlaging ook een verhonger-het-beeststrategie van de regering. Door de inkomsten te verlagen wordt druk gezet om de uitgaven terug te dringen. De regering-Michel paste die strategie al in beperkte mate toe.
3. De geplande belastingverlaging
Dat de begroting toch verder slagzij maakt, ondanks het historische keerpunt in de uitgaven, komt vooral door een ander keerpunt. Voor het eerst in lang zullen de fiscale en parafiscale ontvangsten gevoelig dalen. Vooral vanaf 2029, als de geplande verlaging van de personenbelasting op toerental komt, lopen de inkomsten terug en dreigt de begroting versneld te kapseizen. De voorbije jaren schommelden de overheidsinkomsten rond 50 procent van het bbp, om tegen 2030 te dalen tot 48,5 procent. Die belastingverlaging kost de overheid bijna drie keer meer dan de verhoging van het defensiebudget.
“We moeten in België de waarheid durven te zeggen. Er is géén budgettaire ruimte voor een belastingverlaging”, zegt Erik Buyst. “Die is alleen mogelijk als de overheid nog zwaarder op dieet wordt gezet. Maar het laaghangend fruit is geplukt. Extra besparingen en hervormingen worden moeilijker en zullen op meer weerstand botsen.”
‘Het is heel on-Belgisch dat deze regering hervormingen aandurft waarvan vooral de volgende regeringen de vruchten zullen plukken’
Onder de regering-De Croo stegen de belastinginkomsten nog, zonder daarvoor grote maatregelen te nemen. Door een stijging van de werkgelegenheid en de lonen leidde de sterke progressiviteit van de belastingen tot een stijging van het gemiddelde belastingtarief. Daarnaast profiteerde de vorige regering van hoge voorafbetalingen in de vennootschapsbelasting en nog hoge belastingen op kernenergie. De regering-De Wever hoeft niet te rekenen op die bonussen. Een belastingverlaging, zeker op arbeid, is wenselijk, maar die ambitie is voorlopig niet gefinancierd.
4. Rentebonus is veranderd in rentemalus
Voor de regering-De Wever is geen rentebonus weggelegd. Integendeel: door de verdere stijging van de staatsschuld en de stijging van de rentevoeten loopt de rentefactuur opnieuw op. De stijging is geleidelijk doordat de Belgische schuld op relatief lange termijn gefinancierd is, maar in de periode 2024-2029 lopen de rentelasten op met 0,6 procentpunt van het bbp. Op elke 100 euro ontvangsten moet de overheid straks 7 euro besteden aan rentelasten. Dat is nog betaalbaar, maar er gaat zo veel beleidsruimte verloren.
De federale regering mag daarbij van geluk spreken dat er nog geen rentesneeuwbal rolt. De rente die de overheid betaalt op haar schuld is nog altijd lager dan de nominale groei van het bbp. De stijging van de overheidsschuld is daardoor nog volledig te wijten aan de stijging van het begrotingstekort zelf. De hoge tekorten en schulden maken de begroting wel heel kwetsbaar. De Nationale Bank waarschuwt al enkele jaren dat er geen begrotingsbuffers meer zijn om tegenslagen op te vangen.
5. Beperkte terugverdieneffecten
De hoop van de regering-De Wever om de begrotingsput deels te vullen met 8 miljard euro terugverdieneffecten is wellicht ijdele hoop. “Er is een brede consensus dat de terugverdieneffecten lager zullen uitvallen dan de regering inschat”, zei Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank, nog in juni.
Het Planbureau houdt in zijn vooruitzichten rekening met terugverdieneffecten, maar is over de toename van de werkgelegenheidsgraad en de economische groei minder enthousiast dan de regering. Een extra scheut groei zou de begroting deugd doen, maar de haperende internationale conjunctuur maakt voorlopig geen groeimirakels mogelijk. De Belgische economie houdt relatief stand, maar meer dan de potentiële groei van 1 à 1,5 procent zit er niet in. Met die groeicijfers kun je de begroting niet saneren in tijden van vergrijzing. Zelfs met de hulp van historische hervormingen volstaat een normale economische groei niet om de begroting op het droge te trekken.
Zelfs met de hulp van historische hervormingen volstaat een normale economische groei niet om de begroting op het droge te trekken.
Er is nochtans nog veel mogelijk om de Belgische groei op te vijzelen met verdere structurele hervormingen op de arbeids- en productmarkten. De productiviteitstoename, essentieel om de vergrijzing te betalen, staat op een laag pitje. Een omvattend pakket maatregelen om de groei te stimuleren staat niet in het regeerakkoord. “Het is typisch Belgisch dat een regering ofwel bezuinigt, ofwel de groei aanzwengelt via een versterking van de concurrentiekracht. Een Belgische regering doet dat nooit tegelijk, omdat je dan te veel mensen te veel pijn doet. Op zich is dit geen onverstandige politiek, omdat je in dit land een politiek van het haalbare moet voeren om zaken gedaan te krijgen”, zegt Erik Buyst.
De tactiek van premier De Wever om zich langzaam te haasten maakt historische hervormingen mogelijk, maar redt de begroting nog niet, hoewel de regering officieel nog vasthoudt aan een begrotingstekort van 3 procent tegen 2029. Op basis van het huidige regeerakkoord en de besliste hervormingen is die doelstelling niet haalbaar. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez spreekt al van een Nieuw Testament ter aanvulling van het Oude Testament, maar de vraag is of deze regering nog voldoende politiek kapitaal heeft om het regeerakkoord open te breken. De regering-De Wever staat in elk geval nog voor een hels karwei, als zelfs een beleidsrevolutie onvoldoende is om de begrotingsput te vullen.
De regering-De Wever is nog geen half jaar oud en nu is al duidelijk dat ze haar voornaamste belofte zal breken: tegelijk de overheidsfinanciën herstellen en de koopkracht van werkende mensen versterken.
“Onze budgettaire toestand is zorgwekkend. De belastingdruk op werkende mensen ligt te hoog.” Het Arizona-regeerakkoord maakte de prioriteiten meteen duidelijk. De regering zou na jaren van “wanbeleid” wel eens “orde op zaken” zetten. De overheidsfinanciën “herstellen” en de koopkracht van werkende mensen versterken, zijn dan ook twee hoofdbeloftes. Maar de regering is nog geen half jaar oud en de twee speerpunten zijn al helemaal afgestompt.
Zeker het verhaal over de begroting “op orde zetten” klinkt lachwekkend. Langs alle kanten wordt het budgettaire werk van Arizona afgekraakt. In de eerste plaats zegt de regering nu zelf dat het begrotingstekort in 2029, aan het einde van de legislatuur, nog steeds 3,7% van het bbp zal bedragen.
Maar dat is wellicht nog een gigantische onderschatting. Van links tot rechts, van het Rekenhof tot de Nationale Bank, van Gert Peersman tot Paul De Grauwe, zowat iedereen die niet in de regering-De Wever zetelt, is het erover eens dat de regering de zogezegde “terugverdieneffecten” van haar hervormingen veel te optimistisch inschat.
De regering rekent zich bovendien rijk bij heel wat maatregelen. Zo zou bij de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd één derde werk vinden, één derde een leefloon krijgen en één derde uit de statistieken verdwijnen. Maar die inschatting is gebaseerd op een studie uit 2009 bij heel andere profielen dan langdurig werklozen, en dus wellicht te optimistisch. Of neem de discussie over de meerwaardebelasting. Na de Inspectie van Financiën sabelde ook minister van Begroting, Vincent Van Peteghem, het eerste voorstel van minister van Financiën, Jan Jambon, neer. De opbrengst zou namelijk de eerste jaren … negatief zijn, omdat de maatregelen samengaan met de afschaffing van enkele andere kapitaalbelastingen.
Op zich hoeft een tekort van 3,7% in 2029 niet problematisch te zijn. Een begrotingstekort is geen ramp, en veel retoriek over budgettair beleid en overheidsschuld is gebaseerd op mythes en dogma’s. Maar dan nog is er het grote verschil tussen wat de regering beweert na te streven en de realiteit. Dat is belangrijk om minstens drie redenen.
Ten eerste: de harde besparingen van de regering op werklozen, zieken, vluchtelingen, leefloners, gepensioneerden, ambtenaren, ontwikkelingssamenwerking en openbare diensten, worden verantwoord vanuit de “noodzaak” om de tering naar de nering te zetten. Er is geen alternatief, zo klinkt het voortdurend. Maar als het begrotingswerk van de regering broddelwerk is, dan vervalt de legitimering voor die zware besparingen. Dat is des te meer zo als je ziet dat de regering wel miljarden vrijmaakt voor de aankoop van oorlogstuig en extra cadeaus geeft aan het bedrijfsleven in België, zo’n 1,7 miljard euro per jaar tegen 2029.
Ten tweede: dit is geen nieuw fenomeen. Integendeel, rechtse partijen en rechtse regeringen hebben vaak lak aan begrotingsdiscipline. Dat is belangrijk, want de fabel dat rechts zuiniger is, leidt mee tot de idee-fixe dat sterk gestegen overheidsuitgaven verantwoordelijk zijn voor het begrotingstekort.
Nochtans lagen de overheidsuitgaven in 2023 (met 53,3% van het bbp) ongeveer even hoog als dertig jaar geleden, en lager dan bij het aantreden van de regering-Di Rupo (55,0%) in 2011 en de regering-Michel (55,4%) in 2014, ondanks stijgende noden en ondanks een corona- en energieprijzencrisis. Langs de andere kant zijn de belastingen en sociale bijdragen gedaald van 44,5% van het bbp in 1996 naar 41,8% in 2023. Een deel daarvan is het gevolg van de “taks shift” door de regering-Michel, waardoor de sociale bijdragen daalden van 14,5% van het bbp in 2014 naar 13,3% in 2024, ondanks een stijging van de werkgelegenheidsgraad in diezelfde periode van vijf procentpunt.
Ten derde: in die context kunnen we ons grote vragen stellen bij de verhoging van de belastingvrije som voor werkenden, die door de regering naar voren wordt geschoven als dé manier om de koopkracht van de werkende bevolking te versterken. Nog los van het feit dat die hervorming grotendeels pas voor 2029 gepland staat – als het al doorgaat bij een verslechterende budgettaire toestand – en dat het grootste voordeel naar de hogere inkomens gaat, zal die belastingverlaging het begrotingstekort verder vergroten.
Belastingverlagingen en hogere defensie-uitgaven, het doet denken aan “Reaganomics”, het economisch beleid onder president Ronald Reagan in de VS. Het gevolg zal hetzelfde zijn: een hoger begrotingstekort. Uiteraard versterkt dat de roep tot verdere besparingen in de sociale bescherming en de openbare diensten in de toekomst, de zogenaamde “starve the beast” strategie. En uiteraard komen die besparingen weer terecht bij de werkende klasse.
Om tegelijkertijd de begrotingstekorten terug te dringen en de koopkracht van werknemers te versterken, zijn er eigenlijk hoofdzakelijk twee serieuze opties. Een fiscale hervorming waarbij grote vermogens veel sterker belast worden (een optie waar een breed publiek draagvlak voor bestaat, ook bij kiezers van N-VA – zie het nieuwe onderzoek van Ellen Roelandts verder in dit nummer) en de fiscale privileges van rijk België teruggedrongen worden, of een hervorming van de loonnormwet waardoor een groter deel van de koek naar werknemers kan gaan. Beide komen neer op een herverdeling van kapitaal naar arbeid.
Zonder die herverdeling, blijven de beloftes van de regering-De Wever loze praatjes. Arizona is misschien niet toevallig de Grand Canyon state, gezien de gigantische kloof tussen de regeringsbeloftes en de realiteit.
De pas verkozen algemeen secretaris van het ABVV, Bert Engelaar, wil dat Vooruit uit de regering stapt. Zijn verklaring in een interview met Humo lokte prompt scherpe veroordelingen uit bij de topmannen en -vrouwen van sommige vakcentrales van het ABVV. Het is absoluut geen toeval dat deze discussie aan de top van de socialistische vakbond gevoerd wordt op een moment dat het sociaal protest, na 6 maanden strijd, een tweede adem zoekt. ‘Vooruit kan niet blijven zeggen: zonder ons zou het nog erger zijn geweest’, vindt Engelaar. Maar een aantal grote vakcentrales van het ABVV ziet dat toch anders: ‘Als Vooruit eruit stapt, wordt het pas echt gevaarlijk.’ lezen we in een artikel in de Knack. Er volgen een reeks uitlatingen van Chris Reniers (ACOD), Frank Moreels (BTB) en Alain De Temmerman van Horval, die de regeringsdeelname van Vooruit verdedigen. Ze herhalen alledrie het afgezaagde argument: ‘Zonder hen zou het veel erger zijn’. Dat is het soort syndicalisme waarbij de vakbond herleid wordt tot sociaal assistent of stervensbegeleider. Zo gaan we van nederlaag naar nederlaag. Toevallig of niet (niet dus) vinden we bij deze pleitbezorgers van Vooruit, de BTB; een centrale die haar economische macht de laatste 6 maanden nauwelijks of niet heeft ingezet tegen de regering. Erger nog, de BTB heeft, de staking van 31 openlijk gesaboteerd door de dokwerkers in de havens niet op te roepen om mee te staken. Indien de havens, die van Antwerpen in het bijzonder, lam lagen, is het vooral te danken aan de acties van de sluiswachters en loodsen die niet zijn aangesloten bij de BTB… De leiders van de BTB en anderen die de kaart van Vooruit trekken, zijn ook degene die op de rem hebben gestaan tijdens de laatste mobilisaties. Bovendien overdrijven ze bewust de ‘verworvenheden’ van Vooruit in de regeringsvorming, zoals het behoud van de index bijvoorbeeld. De laatste maanden hebben we moeten vaststellen dat de toepassing van de automatische indexering voor de gezondheidswerkers (600,000 mensen) met een paar maanden werd uitgesteld, net zoals bij andere beroepen. Zo kan het zorgpersoneel tot 170 euro per maand mislopen bij elke overschrijding van de spilindex. Het is zeldzaam dat politieke verschillen in het ABVV zo aan de oppervlakte komen.
Waarschijnlijk leven die spanningen al een hele tijd aan de top van de vakbond, maar werden ze niet naar buiten gebracht. Beter was geweest een openlijke democratische discussie te voeren, samen met alle militanten, delegees en secretarissen, over de band tussen politiek en vakbond en in het bijzonder over de verhouding tussen Vooruit en de vakbond. De discussie over wat men van Vooruit verwacht, legt ook iets anders bloot: de syndicale strategie die erin bestaat, kleine ‘verbeteringen’ te willen bekomen aan fundamenteel asociale maatregelen. Nu en dan probeert Conner Rousseau de aandacht af te leiden met bv. de meerwaardebelasting en andere trucjes. Zo probeert hij de indruk te scheppen dat ze nog nuttig zijn voor de vakbonden. In werkelijkheid is hij het ‘linkse’ vijgenblad van een zeer rechts beleid. Bert Engelaar heeft het begrepen. Veel vakbondsmilitanten ook.
De Arizona regering is 180 dagen oud. Het sociale verzet ertegen is echter 220 dagen oud. Dit is nogal uniek. De vakbondsacties begonnen twee maanden voor de vorming van de regering De Wever en waren zogezegd ‘preventief’. Met deze acties probeerden de vakbonden de coalitiegesprekken te beïnvloeden met de ijdele hoop de vlijmscherpe kantjes er af te halen. De vrees voor grootschalig sociaal protest was ongetwijfeld een bekommernis in de aanslepende onderhandelingen.
Slechts twee andere regeringen kenden een langere onderhandelingsperiode in de politieke geschiedenis van het land. Niet alleen de ‘linkse’ coalitiepartner Vooruit, maar ook CD&V en Les Engagés keken ongerust over hun schouder naar de vakbonden bij elke asociale maatregel die werd uitgetekend. “Zal ons regeerakkoord protest uitlokken, en hoe sterk zal het zijn?” was de knagende vraag in de Wetstraat. “Hoe gaan we dat allemaal kunnen verkopen” bij een ongeruste werkende klasse?
Regering op ramkoers
Maar deze regering is duidelijk voorbereid op een stevige confrontatie met de vakbonden en de arbeidersklasse. Ze heeft de veiligheidsgordels aangesnoerd en de schokdempers versterkt. Ze hoopt vooral dat de meest rechtse en conservatieve delen van de vakbonden het protest in de hand kunnen houden en desnoods saboteren Voor het patronaat, dat jubelt als nooit tevoren, zijn de geplande maatregelen een godsgeschenk. Een drie jaar lange recessie in de industrie, de neergang van de bouwsector en de detailhandel, een slabakkende productiviteit en competitiviteit, noopten de kapitalisten tot een harde aanpak. Er is geen ruimte voor loonsverhogingen, noch een echte index. De concurrentie van iedereen tegen iedereen (langdurige werklozen, zieken, studenten, gepensioneerden) op de arbeidsmarkt moet worden aangezwengeld. Zo stijgt de druk op de loon- en werkvoorwaarden in de bedrijven. Het doel is: de hongerige winstmachine blijven voeden. Want ondanks zwakke prestaties – de groei van het bbp in 2025 is quasi onbestaande – van de Belgische economie blijven de aandeelhouders en andere profiteurs feest vieren. De vier grootbanken boekten vorig jaar een nettowinst van meer dan 8 miljard euro. De winstmarges van bedrijven tot 42% van de toegevoegde waarde in 2024. De economische en geostrategische neergang van Europa, in de verf gezet door de nieuwe handelsoorlog en het verdwijnen van de militaire ruggensteun van de VS, zorgt voor een militaristische draai van alle regeringen op het continent. De sterke stijging van de militaire uitgaven moet grotendeels betaald worden door te snoeien in de sociale uitgaven. ‘Wapens in plaats van boter’ is het nieuwe beleid.
Lobbying versus klassenstrijd
In de vakbondshoofdkwartieren heerste er begin dit jaar fatalisme. “Ze lopen daar allemaal nogal depressief rond” werd er ons verteld. Dat verwondert ons niet. Bij gebrek aan vertrouwen in de kracht van de arbeidersklasse en bij gebrek aan een antikapitalistisch alternatief, denken veel vakbondsleiders dat er enkel te prutsen valt aan de plannen van de regering. Zo klagen ze vooral over het ‘onevenwicht’ in de maatregelen en smeken ze om met hen te praten, om aan sociaal overleg te doen. Sociaal overleg is blijkbaar de enige levenslijn van het vakbondsapparaat. Thierry Bodson van het ABVV, weigert zelfs de strijd voor de val van de regering in te zetten. Ze willen de regeringsmaatregelen ‘bijsturen’ en ‘eerlijker’ maken. Nochtans, voorziet het regeerakkoord, de meest verregaande sociale afbraak in een halve eeuw. En die valt niet bij te sturen, maar moet in de prullenmand worden gegooid. De acties en stakingen die sinds de vorming van de nieuwe regering over het land rollen, zetten veel kwaad bloed bij het patronaat. En terecht. De algemene 24 urenstaking van 31 maart was de grootste in 10 jaar. De nationale betoging die er aan voorafging, was een ‘onstuimige stroom’. Daarna volgden nog vele acties, interprofessioneel en nationaal of in sommige sectoren zoals de openbare diensten en in het bijzonder bij het spoor. Deze acties kunnen rekenen op grote steun van de bevolking leerde ons een bevraging van de VRT. Zowel in Wallonië, Brussel als Vlaanderen. Het was echter zoeken naar een coherent vakbondsplan om de regering en het patronaat KO te slaan. De regering, ondanks veel interne spanningen, blijft haar traject van sociale afbraak en verarming volgen. Dat weegt op de motivatie van zowel delegees en militanten, maar vooral ook op de achterban. En nee, er is geen sprake van gelatenheid en berusting. Hoe concreter de gevolgen van al de maatregelen duidelijk worden, hoe kwader de mensen zijn. Maar er is een actieperspectief nodig en een antikapitalistisch alternatief dat verder gaat dan ‘een rijkentaks’ en andere luttele hervormingen.
Tweede adem nodig Het is duidelijk dat al deze acties vooral het resultaat waren van druk van onderuit. De vakbondstop ziet in dit veelvoud aan acties slechts een ‘drukkingsmiddel’ om te lobbyen bij deze of andere minister of bij Vooruit. Het komt er voor hen op aan om hier een uitstel daar een bijsturing van een asociale maatregel binnen te halen. Tot dat willen ze de sociale strijd vandaag herleiden. Volgens ACV topvrouw, Ann Vermorgen, wordt het ‘een langdurig proces, dat geduld en vastberadenheid vraagt’. Thierry Bodson, ziet heil in een ‘sociale marathon’, t.t.z. een strijd die jaren kan duren… Wie uitgeput is op het einde van deze marathon is niet duidelijk, maar het sociale verzet is wel op zoek naar een tweede adem, zo niet geraakt het in ademnood. De nieuwe nationale betoging, aangekondigd in het vroege najaar, kan hiervoor een aanzet zijn. Maar slechts op één voorwaarde: er moet een nieuwe dynamiek op gang komen van onderuit. We kunnen er niet omheen: een machtige stakingsbeweging van onbeperkte duur in beslissende sectoren van de economie is nodig. Zo een beweging kan andere sectoren aanmoedigen om dezelfde weg in te slaan. Secretarissen, delegees en militanten moeten met de ‘werkvloer’ praten. Individueel en op algemene vergaderingen. En vooral moet er goed geluisterd worden… De bedrijfsgebonden en sectorale eisenbundels moeten samengebracht worden met een nationaal en interprofessioneel programma. Vooraan dat programma moet er staan: geen gepruts, geen nepoverleg, weg met Arizona.
De federale regering heeft nog geen beslissing genomen over de defensie-investeringen, waaronder de F-35’s. Reden: alle grote politieke dossiers zijn aan elkaar gekoppeld, waardoor ze nu ook allemaal samen in een flessenhals zijn beland.
De ministerraad zou vandaag, vrijdag, normaal gezien een beslissing nemen over de aankoop van elf F-35 gevechtsvliegtuigen. Daardoor zou ook de zogenaamde ‘Strategische Visie’ van defensieminister Theo Francken (N-VA) een definitieve goedkeuring kunnen krijgen – dat gaat over 34 miljard euro aan defensie-investeringen voor de komende negen jaar. Maar door alle politieke koppelingen is dat nu uitgesteld.
Vooruit wil het defensieplan pas goedkeuren als de meerwaardebelasting ook helemaal rond. Daarover is er wel een politiek akkoord, maar dat is technisch nog niet rond. Er zouden nog “technische uitklaringen” nodig zijn, zo is binnen de regering te horen. Zolang die er niet zijn, is het socialistische symbooldossier niet definitief en stelt Vooruit haar veto tegen de F-35’s.
Einde politieke jaar
Maar ook de andere partijen hebben nog hun dada’s voor het politieke jaar op 21 juli definitief afgelopen is. Zo wil Les Engagés extra geld voor de OCMW’s om de beperking van de werkloosheid in de tijd op te vangen. Daardoor zouden naar schatting 60.000 langdurig werklozen op leefloon terugvallen, wat extra werk betekent voor de OCMW’s. Voorlopig mikt de regering op ruim 200 miljoen euro extra, maar Les Engagés wil 400 miljoen euro uittrekken. De partij sleept met haar voeten in andere dossiers zolang dat niet is afgeklopt.
Door het uitstel van vandaag ziet het ernaar uit dat alle federale cruciale dossiers de komende twee weken samen op de onderhandelingstafel komen. Voor 21 juli wil premier De Wever ook nog de fiscale hervorming op poten te zetten, net als enkele hervormingen in de arbeidsmarkt en de pensioenen. Ook de fusie van de Brusselse politiezones staat nog op de agenda – waarover vandaag trouwens binnen de Kern al is gesproken – net als een hervorming van de federale overheidsdiensten.
Dat zit nu allemaal samen in een flessenhals, met de bedoeling om voor het zomerreces te beslissen. Het kernkabinet komt daarover volgende week opnieuw samen. Op 17 juli, vlak voor de start van het reces, is er nog een ultiem overleg, vermoedelijk – opnieuw – tot de vroege uurtjes.
Wij gebruiken cookies om de werking van onze website te verbeteren
Functional Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistics
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.