Op zondag 14 mei vond de eerste ronde van de Turkse presidentsverkiezingen plaats. De zittende president, de dictatoriale ultranationalist Recep Tayyip Erdogan, stond tegenover een sociaaldemocratische kandidaat, Kemal Kılıçdaroglu, die een terugkeer naar het parlementair systeem bepleitte. In de eerste ronde greep Erdogan met 49,51% nipt naast een absolute meerderheid. Kiliçdaroglu haalde 44,88%. In de parlementsverkiezingen die gelijktijdig plaatsvonden haalde de alliantie rond de AKP van Erdogan een meerderheid. Op 28 mei volgt de tweede ronde van de presidentsverkiezingen.

door Maxime (Luik)

Waarom blijft Erdogan zo sterk? Uiteraard speelt de totale controle van de autocratie over de media, het staatsapparaat en het openbare leven in het algemeen. Erdogan was de hele campagne door alomtegenwoordig. De oorlog in Koerdistan en de Turkse militaire operaties in Irak en Syrië creëren een gevoel van constante spanning. Dit versterkt het agressieve nationalisme en de verdeeldheid tussen de Turkse en de Koerdische bevolking. 

In de oorlog in Syrië heeft het regime zich verbonden met islamistische terreurgroepen en onderhield het soms banden met de zogenaamde Islamitische Staat (IS). Tegelijkertijd is de islamisering van het land intensiever geworden. Het gif van nationalisme en rechtse politieke islam is diep doorgesijpeld in de kleinburgerij, de ambtenarij en de ongeorganiseerde delen van de werkende klasse.

Anti-AKP zijn is niet genoeg

Een andere reden voor de relatief sterke score van Erdogan en zijn alliantie is de inhoudelijke zwakte van de oppositie. CHP-kandidaat Kılıçdaroglu stelde zich voor als de tegenstander van de despoot, maar dat was niet genoeg. De oppositielijst rond hem had een zeer beperkt programma en bevatte zelfs een ultranationalistische partij. 

Op 1 mei zei Kılıçdaroglu: “Het land zorgt voor 3,6 miljoen Syriërs terwijl de jongeren werkloos blijven. We zullen alle Syriërs uiterlijk binnen twee jaar terugsturen naar hun land.” Deze retoriek verschilt amper van die van Sinon Ogan, de extreemrechtse kandidaat die derde werd bij de presidentsverkiezingen: “Het komt door de Syriërs dat we geen vrede hebben. Het komt door hen dat jongeren geen werk kunnen vinden, omdat Syriërs tegen lagere lonen werken, zonder sociale zekerheid. Het komt ook door hen dat de huren stijgen.” 

De crisis van het Turkse kapitalisme

Ondertussen blijft de crisis in Turkije zich verdiepen door verschillende redenen. Er is de afhankelijkheid van de Turkse economie van de grote imperialistische mogendheden. De economische onevenwichtigheden en instortingen, die sinds de pandemie en de intensivering van de nieuwe Koude Oorlog tussen de VS en China over de hele wereld zijn geëxplodeerd, hebben ook geleid tot een verslechtering van de Turkse economie, die in wezen functioneert als onderaannemer voor machtigere economieën.

Een andere reden voor de verdieping van de crisis is de zogenaamde ‘nieuwe economische theorie’ van Erdogan, die zichzelf als amateur-econoom opwerpt. De voorzitter van de Centrale Bank verlaagde op bevel van Erdogan de rente tot 8,5%, ook al stond de inflatie op 70%. De president probeert economische goocheltrucs uit waar de werkenden een hoge prijs voor betalen.

De verwerkende industrie draait op slechts 74% van zijn capaciteit. De officiële werkloosheid is opgelopen tot 10,3%, indien rekening wordt gehouden met diegenen die niet ingeschreven zijn bij het arbeidsbureau zit 21% zonder werk. Het gaat om 8,3 miljoen mensen! Het gemiddelde jaarinkomen per hoofd van de bevolking bedraagt 10.600 dollar, maar de armste 40% is slechts goed voor 16,5% van het inkomen. De rijkste 20% gaat met bijna de helft van het inkomen lopen. De 10% rijksten hebben een jaarinkomen dat 23 keer zo hoog is als dat van de armste 50%. Qua inkomensongelijkheid moet Turkije enkel Costa Rica, Chili en Mexico laten voorgaan. 

Met de crisis van het Turkse kapitalisme verliest het regime aan invloed. Maar gezien zijn enorme repressie en mediamacht, de diepgewortelde reactionair-islamitische nationalistische ideeën en de zwakte van de oppositie, is dit proces nog niet zo ver gevorderd dat het regime zomaar aan de kant kan geschoven worden bij verkiezingen, zelfs niet in erg gepolariseerde. Dit betekent niet dat het regime nog vele jaren kan standhouden. De neergang ervan wordt aanzienlijk versneld door de economische en sociale ontwikkelingen.  

De laatste maanden is de klassenstrijd en de vrouwenbeweging sterk toegenomen. Deze strijd heeft zich nog niet over de hele samenleving verspreid, maar het potentieel is er. De HDP (Democratische Volkspartij, voornamelijk Koerdisch, aanwezig bij de parlementsverkiezingen aan het hoofd van een groen-linkse alliantie die 8% behaalde) en de TİP (Arbeiderspartij van Turkije) kunnen een rol spelen bij het organiseren en verbreden van deze strijd en tegelijkertijd de basis leggen voor een toekomstige massale en strijdbare socialistische partij van de arbeidersklasse.

Bron: LSP