Door nieuwe Europese begrotingsregels dreigt België de komende 7 jaar 27 miljard euro te moeten besparen. Dat maakt dat de grootste vraag in de lopende regeringsonderhandelingen gaat over wie dat gaat betalen. Daarin zit de grote tegenspraak van het verkiezingssucces van rechts. Hebben de kiezers de plannen van De Wever dan niet gelezen? Als het van hem afhangt, gaat de middenklasse – de neringdoeners en de ambtenaren – de grootste bijdrage leveren. Politieke zelfkastijding kan je het noemen.
Het is de belangrijkste vraag die je in het politieke beleid kan stellen: hoe worden de kosten van de samenleving verdeeld? Gebeurt dat naar “Godsvrucht en vermogen”, naargelang wat je er kan aan verdienen? Of wordt het geld gehaald waar het gemakkelijk kan gevonden worden?
In het Belgisch compromis dat tot de welvaartsstaat leidde, werd door toepassing van het solidariteitsprincipe een evenwicht gevonden. De christendemocratie, die in zich alle standen vertegenwoordigde, was het bindmiddel tussen de afwisselende regeringen, enerzijds met liberalen dan weer met de socialisten. Ook in de Volksunie waren deze verschillende strekkingen aanwezig. De harde kern van nationalisten rond Geert Bourgeois maakte er evenwel komaf mee. Maar het lukte niet. Enkel Bourgeois werd verkozen.
Vlaams ondernemerschap
De Wever maakte er dan wat anders van. Het Vlaams nationalisme werd aangewend om het Vlaams ondernemerschap te promoten. Voor hem gaat het niet meer om de onafhankelijkheid van Vlaanderen maar om de soevereiniteit van de grote ondernemers, de bouwpromotoren, de havenbazen en de chemiereuzen. Om dezelfde reden wil hij ook een rustpauze in de klimaatmaatregelen.
Het is door zijn kunst als meester-communicator dat De Wever erin geslaagd is appelen voor peren te verkopen. Het gaat hem al lang niet meer om wat in de beginselverklaring van zijn partij staat, het zogezegd belang van het Vlaamse volk om onafhankelijk te zijn. Omdat Vlaanderen daarvoor te klein en Europa te groot is, maakte hij er het belang van Vlaanderens groot ondernemers van. Maar ook dat is een smoes.
De naar Updown House uitgeweken Fernand Huts is al lang geen Vlaams belastingbetaler meer. Hij belegt zijn geld liever op Guernsey, Uruguay of Moldavië en bouwt zijn nieuw Indaver in Duinkerke. Sir Ratcliffe, de eigenaar van de ethaan-kraker Ineos, is evenmin een Vlaamse ondernemer. En ook de tot stadionbaron geworden Vlaamse boerenzoon Paul Gheysens verdiende zijn geld in het buitenland en slaagt er blijkbaar niet in het hier te herhalen.
In het grootste Vlaams project, de Oosterweel-verbinding, zijn niet enkel Vlaamse ondernemers betrokken en zorgt Link4Projects voor “een aanzienlijke pool aan ervaren Europese onderaannemers”. Overigens komt het geld voor deze mega-onderneming voor de helft van Europa.
Voorrang voor privébelang
Het gehele, politieke verhaal van Bart De Wever steunt niet op zijn academische frustratie, de droom van een één gemaakt Dietsland, dewelke hij met Staf De Clerck, de voorman van het Vlaams Nationaal Verbond, deelde. Het is een copy paste van wat ene Verhofstadt eens aan Vlaanderen kon verkopen.
Met zijn smoes over de burgermanifesten deed Verhofstadt de kiezer geloven dat het belang van de gemeenschap beter kon gediend worden door dat van de privé. In zijn machtsgeile en uit het socialisme verloren gelopen Johan Vande Lanotte vond hij een dienstige kompaan. Met voldoende postjes kon hij ook de uit het Vlaams nationalisme weggelopen overlopers wegkopen. Zelfs in wat eens de christendemocratie was, verkreeg het privébelang de voorrang op het gemeenschappelijke. De zakenadvocaat Koen Geens, die intussen minister van Justitie was geworden, formaliseerde door zijn afkoopwet de nieuwe ongelijkheid.
In het politieke spel zijn er maar twee grote belangen: het algemene of dat van de privé. Om het één of het andere te kunnen dienen, worden evenwel heel wat verhalen bedacht om de kiezer om de tuin te kunnen leiden. Dat wordt dan als politieke handigheid of meesterlijke communicatie omschreven. In feite is het kiezersbedrog.
Aan politiek doen is ‘verkopen’
Om het te vermijden is er maar één middel. Met een duidelijk programma kunnen politieke partijen aangeven waar het hen om te doen is. Een dergelijk programma, als het er al is, is nu evenwel bijzaak geworden. Spindokters en marketeers bepalen nu niet meer wat er verkocht kan worden, maar hoe je het aan de kiezer kan slijten. Daarvoor wordt ook beroep gedaan op enkele “ego’s” die het handig en langs de nieuwe media aan de man en de vrouw kunnen brengen. Aan politiek doen is niets anders dan ‘verkopen’ geworden. In deze ‘commercie’ is ‘scoren’, ‘winst’ het dominante doel.
Wie er rijk van kan worden is intussen ook al uitgemaakt. Daar zorgt de financieringswet voor. Dat het ongestraft kan gebeuren, werd eveneens voorzien. Daar zorgt de afkoopwet voor. Om het ongenoegen van de kiezer binnen de perken te houden, worden festivals en spelen gehouden. Zolang er ook voldoende brood is, komen zij die aan beleid doen daar aardig mee weg. De zelfkastijding moet de kiezer erbij nemen, want dat is een christelijke deugd.