Terwijl het aantal mensen dat leeft onder de armoedegrens de komende jaren naar schatting van de Wereldbank toeneemt tot ruim 800 miljoen, groeide het vermogen van de 500 rijkste mensen op aarde afgelopen jaar tot 7.6 biljoen dollar.
Volgens politiek filosoof Dick Timmer moeten we ons de vraag stellen of die extreme rijkdom moreel te rechtvaardigen is. Wat hem betreft is het antwoord duidelijk: nee, er moet een grens gesteld worden.
Het zijn mannen (ja, toch vooral mannen) als Elon Musk, Bill Gates en Jeff Bezos die herhaaldelijk de revue gepasseerd moeten hebben toen Timmer aan zijn onlangs verschenen proefschrift Thresholds and Limits in Theories of Distributive Justice werkte. Alleen die laatste al, Amazon-baas Bezos, bezit naar schatting 200 miljard dollar. ‘Om je een idee te geven, als je sinds de geboorte van Christus, ruim 2.000 jaar geleden, elke dag 250.000 dollar verdiend hebt, dan nog kom je niet aan dat bedrag.’
Vanwaar die focus op de extreem rijken?
‘Een van de minst onomstreden ethische claims die je tegenwoordig ziet, is dat armoede een groot probleem is. Om die reden hebben we zaken als een sociaal vangnet en een armoedegrens. Vrijwel iedereen is het erover eens dat mensen die onder de armoedegrens leven, een zekere mate van voorrang moeten krijgen. Sommige mensen zeggen zelfs dat het de hoogste prioriteit moet zijn om mensen boven die grens te krijgen. Als armoede een probleem is, dan is het de vraag of rijkdom niet ook een probleem is. Is het nu eenmaal een gegeven dat er extreem rijken en extreem armen zijn, of is die extreme rijkdom onrechtvaardig, oneerlijk, en zou een maatschappij dat niet moeten willen? Mijn promotor, Ingrid Robeyns, opperde en verdedigde een aantal jaar geleden voor het eerst het idee van een rijkdomsgrens. In mijn proefschrift werk ik een aantal van die ideeën verder uit.’
In je proefschrift stel je dat extreme rijkdom inderdaad onrechtvaardig is.
‘De kleine groep superrijken staat in schril contrast tot de groeiende groep mensen die van minder dan twee dollar per dag moet leven. Als je het hebt over de vraag hoe geld, vermogen en schaarse middelen verdeeld moeten worden en je moet dan kiezen tussen een aantal mensen die alsmaar meer geld kunnen verdienen, of het investeren in publieke voorzieningen die voor iedereen, zeker voor de meest kwetsbaren, belangrijk zijn, dan weegt dat laatste zwaarder. Moreel gezien is dat belangrijker.’
‘Dat er heel veel geld bij een kleine groep vermogenden ligt, maakt dat de verdeling van geld, kansen en mogelijkheden niet zomaar scheef is, maar oneerlijk scheef. Neem het idee dat mensen politiek gelijk zouden moeten zijn, dat elke stem even zwaar zou moeten wegen en dat mensen gelijke kansen zouden moeten hebben. Dat zijn allemaal principes die breed gedragen zijn in de maatschappij en waarvan je moet zeggen dat extreme rijkdom ze problematiseert. Denk bijvoorbeeld aan de tech-miljardair die voor de afgelopen Tweede Kamerverkiezing die meer dan een miljoen euro doneerde aan D66 en de Partij voor de Dieren vanwege hun klimaatplannen. Dat is een bijna Amerikaans voorbeeld van hoe ook in Nederland geld ingezet wordt om een politieke stem zwaarder te laten wegen. Ik denk dat dat heel gevaarlijk is.’
Hoe komt het dat we het erover eens zijn dat armoede een probleem is, maar is dat minder evident als het om rijkdom gaat?
‘Ik denk, en dat zie je natuurlijk in Amerika maar ook hier, dat mensen het idee hebben dat iemand in principe altijd meer zou moeten kunnen verdienen. Alsof dat een natuurwet betreft. Dat als je maar hard genoeg werkt, getalenteerd genoeg bent, het gat in de markt maar genoeg ziet, je altijd meer geld moet kunnen verdienen. Het inperken van die verdiensten wordt dan al snel gezien als tegennatuurlijk. Terwijl de manier waarop wij omgaan met eigendom en wat het betekent om iets te bezitten, gebaseerd is op afspraken die we met elkaar maken. En dus zou een van die afspraken kunnen zijn dat iemand niet meer kan bezitten dan een bepaalde hoeveelheid vermogen. Maar dat is niet de manier waarop we geneigd zijn na te denken in onze kapitalistische economie.’
We zien vermogen ook als iemands persoonlijke verdienste.
‘Daar moet ik altijd een beetje om lachen, want als we écht willen proberen om persoonlijke verdienste als leidraad te gebruiken in het nadenken over ongelijkheid en extreme rijkdom, dan moeten we de huidige verdeling van geld radicaal herzien. In onze samenleving zijn de inkomens en vermogens van mensen zijn geen afspiegeling van hun morele verdienste. Neem een manager en een violist, twee supergetalenteerde mensen, maar in heel verschillende dingen. De kans is groot dat de manager veel meer gaat verdienen dan de violist. Dat heeft niets te maken met talent, maar met de arbeidsmarkt. Met het soort baan dat ze hebben en de financiële vergoeding die we daar tegenoverstellen.’
Moet je de verdiensten van mensen niet overlaten aan de vrije markt?
‘Dat is een argument dat je vaak hoort, dat die vermogens rechtvaardig zijn omdat ze op de vrije markt ontstaan. Ik denk dat de vrije markt veel goeds heeft gebracht, maar je kunt je afvragen of de markt daadwerkelijk vrij is. Kijk naar de lobby tegen vermogensbelasting: dat heeft niets met een vrije markt te maken. Je moet je afvragen of de het idee dat wij hebben van de vrije markt, wel klopt met hoe markten functioneren en hoe de superrijken hun welvaart verzameld hebben. Veel van de superrijken komen uit de technologiesector. Hun bedrijven hebben voor langere tijd een monopoliepositie gehad. Ze hebben heel veel geld kunnen verdienen, juist doordat de markt niet vrij was.’
Jij pleit ervoor een grens te stellen aan rijkdom.
‘Ja, en de vraag is waar die grens komt te liggen. Dat is een moeilijke vraag, maar we hebben ervaring met het stellen van grenzen. De armoedegrens is een grens die door veel mensen wordt onderschreven en waar beleid op wordt afgestemd. Dan gaat het om het meten van armoede, maar ook om de vraag wie de mensen zijn die in armoede leven of in kwetsbare posities in de samenleving zitten. Hoe kunnen overheid en economie er voor die mensen zijn? Wat zijn de plichten richting hen en welke rechten hebben ze? In het geval van de armoedegrens kijken onder andere economen, sociologen, mensen die in armoede leven, politici en beleidsmakers naar de vraag wat een te rechtvaardigen grens is, wat een grens is waar we iets mee kunnen en waar ook voldoende politiek draagvlak voor is. Op eenzelfde manier kun je te werk gaan bij een rijkdomsgrens.’
En daar moet dan een concreet bedrag uitkomen?
‘Dat is een interessante vraag. Uiteindelijk heb je een bedrag nodig, als beleidsmiddel. Wat ik in mijn proefschrift probeer te laten zien, is dat als we het erover eens zijn dat extreme rijkdom een probleem is, dat we ook wel uit dat bedrag komen. Het vaststellen van de precieze rijkdomsgrens is niet het grote probleem. Ik denk dat het debat erover moet gaan of die grens er moet komen en wat de redenen daarvoor zijn. Van daaruit kun je nadenken over de hoogte van die grens.’
Jouw promotor Ingrid Robeyns stelt dat je die grens moet leggen bij ‘genoeg om een florerend leven te leiden’. Wat vind je daarvan?
‘Ik denk dat dat heel erg interessant is en ook aansluit bij de manier waarop mensen nadenken over wat de waarde van geld is voor het leven van een individu. Maar je doet een aantal aannames, waarvan je je moet afvragen of je ze wilt maken. Zo moet je er bijvoorbeeld van uitgaan dat er een grens is waarboven meer rijkdom niets meer toevoegt.’
‘In mijn proefschrift werk ik uit dat dat misschien het geval is. Maar ook dat als meer rijkdom altijd iets zou toevoegen aan het leven van iemand die al heel veel heeft, je dan nog steeds moet zeggen dat de mogelijkheid voor zo iemand om meer geld te verdienen niet opweegt tegen andere publieke waarden die je wilt beschermen. Zoals het tegengaan van armoede of het vergroten van politieke gelijkheid of kansengelijkheid.’
Niet geheel toevallig tip je voor deze rubriek het essay van Robeyns: Rijkdom. Waarom? ‘Ik denk dat het goed is dat rijkdom, iets dat overal om ons heen is, in de schijnwerpers wordt gezet. Economische ongelijkheid, vermogensongelijkheid en rijkdom spelen een grote rol in onze maatschappij, maar dat wordt niet altijd gezien. Daarom lijkt het me goed dat er ethische en filosofische reflectie is op die onderwerpen.
Misschien helpt het je wel om op een andere manier na te gaan denken over de waarde van geld, van rijkdom, de negatieve consequenties van extreme rijkdom en de manier waarop onze economie georganiseerd is. ‘Is dat ook het doel van jouw proefschrift? ‘Ik hoop bij te dragen aan de bewustwording dat extreme rijkdom op de politieke agenda zou moeten komen. Er wordt nu vaak gefocust op ongelijkheid, op de vraag of dat altijd een probleem is en wat je aan ongelijkheid kunt doen. Waar weinig aandacht voor is, is de categorie van superrijken en de invloed die zij hebben op de samenleving. Nog los van de vraag of er een grens moet komen aan rijkdom, moet je met elkaar in gesprek over die vragen.’ Bron: Brainwash |